zaterdag 16 maart 2013

Nederlands Periode 3

Cursus Formuleren
Paragraaf 1: Dubbelop Er zijn vijf verschillende soorten fouten waarbij iets op de een of andere manier twee keer wordt gezegd.
1. Onjuiste herhaling.
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt.
Tweede op moet weg bij de volgende bijvoorbeeld:
Op zo'n partij als het Vlaams Blok zou een mensenrechtenactivist niet op moeten stemmen.

2. Tautologie.
Als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort(synoniem).
Bijvoorbeeld: Zoals & bijvoorbeeld.
3. Pleonasme.
Een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep, wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een andere woordsoort.
Bijvoorbeeld: Witte sneeuw, Rode bloed, Groene gras, Aanwezige bezoekers, toestemming mogen,
export & naar het buitenland.
4. Contaminatie.
Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd.
Bijvoorbeeld:
overnieuw = opnieuw & over | uitprinten = uitdraaien & printen | nachecken = nakijken & checken
'als moeder zijnde' = 'als moeder'.
5. Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat al een ontkennend karakter heeft (voorkomen, misbruiken, verbieden, weerhouden, nalaten) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegf.
Bijvoorbeeld:
Fout: De examenkandidaten deden veel moeite om te voorkomen dat er in hun profielwerkstuk geen spelfouten zouden staan.
Goed: De examenkandidaten deden veel moeite om te voorkomen dat er in hun profielwerkstuk spelfouten zouden staan. OF: De examenkandidaten deden veel moeite om ervoor te zorgen dat er in hun profielwerkstuk geen spelfouten zouden staan.


Paragraaf 2: Fouten met verwijswoorden Verwijswoorden wijzen terug naar een eerder genoemd woord of vooruit naar een woord dat verderop in de zin staat, het antecedent. Het is belangrijk dat je het juiste verwijswoord kiest dat het absoluut duidelijk is waarnaar het verwijswoord verwijst.
Onjuiste verwijswoord:

hij, zij(ze) of het; hem of haar; zijn of haar?
- Mannelijke woorden zijn de-woorden; verwijs naar mannelijke woorden met hij, hem en zijn.
- Vrouwelijke woorden zijn de-woordenl verwijs naar vrouwelijke woorden met zij, ze en haar.
Let op: er zijn vrouwelijke woorden die ook wel mannelijk gebruikt mogen worden.
- Onzijdige woorden zijn het-woorden; verwijs naar onzijdige woorden met het en zijn.
Let op: namen van landen, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden.

Mannelijk: kano,
Vrouwelijk: regering,
Onzijdig: Zwolle, comité,

Die of dat; deze of dit?
Verwijs naar de-woorden met die en deze.
Verwijs naar het-woorden met dat en dit.

Hen of hun?
Gebruik Hen wanneer het lijdend voorwerp is OF na een voorzetsel.
Gebruik Hun als het een meewerkend voorwerp is.
Lastige gevallen:
-Gebruik hun nooit als onderwerp!
-Verwijs naar een enkelvoudig begrip dat een verzameling personen omvat (de politie, de regering, de jeugd) niet met ze, hen en hun, maar met enkelvoudige verwijswoorden. Bijvoorbeeld:
FOUT: De politie vraagt elk jaar om meer geld, omdat hun taak alsmaar groter wordt.
GOED: De politie vraagt elk jaar om meer geld, omdat haar taak alsmaar groter wordt.

Dat of wat?
Gebruik het verwijswoord dat als je verwijst naar een het-woord.
Gebruik het verwijswoord wat alleen als je verwijst naat:
- een onbepaald voornaamwoord (alles,iets,niets,het enige)
- een overtreffende trap (het beste/mooiste/grootste)
- een hele zin

Wie of waar...?
Gebruik wie bij personen. Gebruik waar... bij zaken.

Onduidelijk verwijzen
Soms wijst een verwijswoord terug naar iets wat helemaal niet in de tekst staat. Het heeft dan geen antecedent. Bijvoorbeeld:
FOUT: Natuurlijk is natuurbescherming blij met wildviaducten, omdat ze dan gemakkelijk van de ene kant van de snelweg naar de andere kunnen komen.
GOED: Natuurlijk is natuurbescherming blij met wildviaducten, omdat het wild (de dieren) dan gemakkelijk van de ene kant van de snelweg naar de andere kan (kunnen) komen.
In andere gevallen is er meer dan één antecedent mogelijk: het is dan onduidelijk wat het juiste antecedent is. Bijvoorbeeld:
FOUT: Karianne zei tegen Daniëlle dat ze haar blonde haren voor de presentatie bruin moest laten verven, omdat dat intelligenter stond.

JUIST: Karianne zei tegen Daniëlle: 'Je moet je blonde haren voor de presentatie bruin laten verven, want dat staat intelligenter.' OF: Karianne zei tegen Daniëlle: 'Ik moet mijn blonde haren voor de presentatie bruin laten verven, want dat staat intelligenter.'

Paragraaf 3: Incongruentie
Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudig persoonsvorm. Als bij een enkelvoudig onderwerp een meervoudig persoonsvorm hoort of bij een meervoudig onderwerp een enkelvoudig persoonsvorm, heet dat incongruentie.

Paragraaf 4: Dat/als-constructie
Een bijzin vam voorwaarde begint vaak met als of wanneer. Als de bijzin niet achteraan de zin staat, ontstaat er een dat/als-constructie. Vermijd die door 'volgens mij' te gebruikten i.p.v 'ik denk' of 'ik vind'.

Paragraaf 5: Foutieve samentrekking (blz. 204)
Samentrekking betekent weglating. Het komt voor:
- bij woorddelen: voor- en nadelen.
- bij woorden: korte (...) en lange broeken
- bij zinsdelen: [Jan koopt een cd] en [Piet (...) een mp3-speler.

Als je twee zinnen aan elkaar plakt met en of maar, mag je de delen die hetzelfde zijn in de tweede zin weglaten, maar dat mag alleen als:
(1) de betekenis hetzelfde is, en..
(2) de vorm (bv enkelvoud/meervoud) hetzelfde is, en..
(3) de grammaticale functie (onderwerp, lijdend voorwerp enzovoort) hetzelfde is.

Wanneer aan een van de drie genoemde voorwaarden niet voldaan wordt, is de samentrekking fout.
Tip: Vermijd samentrekkingen als je zinngen aan elkaar plakt met en, of, maar of want. Dat voorkomt fouten.

Paragraaf 6: Foutieve beknopte bijzin
Van een bijwoordelijke bijzin kun je een beknopte bijzin maken.
Bijvoorbeeld:
- [bijwoordelijke bijzin Omdat hij(ow) er ging(pv) studeren], moest Joep in Amsterdam op kamers.
- [beknopte bijzin Om er ta gaan studeren] moest Joep in Amsterdam op kamers.

In een beknopte bijzin staat geen persoonsvorm en ook geen onderwerp. Je kunt dat onderwerp wel in gedachte invullen. Het 'denkbeeldige' onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dat niet zo is, klopt de zin niet.
Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:
1. met een voltooid deelwoord
Onjuist: [Bij het theater aangekomen] was de voorstelling(ow) al begonnen
Juist: [Bij het theater aangekomen] stelden we(ow) vast dat de voorstelling al begonnen was.
2. met een onvoltooid deelwoord
Onjuist: [Fietsend op de Veluwe] dwaalden Erins ogen(ow) af naar de grazende herten tussen de bomen.
Juist: [Fietsend op de Veluwe] zag Erin(ow) grazende herten tussen de bomen.
3. met  te + hele werkwoord
Onjuist: [Na drie uur overlegd te hebben] ging de staking(ow) bij Phillips uiteindelijk niet door.
Juist: [Na drie uur overlegd te hebben] zagen de Philipswerknemers(ow) af van een staking.

Uitleg:
1. Lijkt het of de voorstelling bij het theater aangekomen is.
2. Lijkt het of Erins ogen op de Veluwe fietsen.
3. Lijkt het of de staling drie uur overlegd heeft.

Paragraaf 7: Losstaand zinsgedeelte
Bijwoordelijke bijzinnen zijn zinsdeel binnen een grotere zin. Ze mogen dus niet los staan van de zin waar ze in horen. Bijvoorbeeld:
Onjuist: Iedere arts zal je adviseren om in de winter niet zonder jas naar buiten te gaan. Omdat je dan snel een verkoudheid oploopt en misschien wel griep krijgt.
Juist: Iedere arts zal je adviseren om in de winter niet zonder jas naar buiten te gaan, omdat je dan snel een verkoudheid oploopt en misschien wel griep krijgt. OF: Iedere arts zal je adviseren om in de winter niet zonder jas naar buiten te gaan. Je loopt dan immers snel een verkoudheid op en misschien krijg je wel griep.

Cursus Spellen
Paragraaf 1: Persoonsvorm
De persoonsvorm vind je door de zin van tijd te veranderen; de werkwoorden die mee veranderen, zijn persoonsvormen.

Tegenwoordige tijd:
Spel de PV in de TT enkelvoud:
- als STAM (als er ik bij staat; als er jij(je) achter staat): ik raad, raad jij.
- als STAM+T (in alle andere gevallen): jij raadt, zij raadt, Karst raadt.
Spel de PV in de TT meervoud:
-als infinitief (hele werkwoord): de mensen raden.

Verleden tijd:
Gebruik bij zwakke werkwoorden: 't ex-fokschaap
Als de letter voor de uitgang van -en van het hele werkwoord een t,x,f,k,s,ch of p is,
schrijf je de VT dan als STAM+te.
De vervoeging van de sterke werkwoorden levert geen spellingproblemen op.
-de auto rijdt / reed; jij wordt / werd
Onthoud: in de vt bij een sterk werkwoord: nooit -dt!

Import-werkwoorden
Engelse werkworden vervoeg je alsof het Nederlandse woorden zijn. Bijvoorbeeld:
Hij showt, hij rugbyt, ik plande, jij hockeyde.
-racen - ik race, hij racet;
-timen - ik time, hij timet;
-deleten - ik delete, hij deletete, hij heeft gedeletet.
e-mailen - e-mailde - ge-e-maild. (want l zit niet in 't ex-fokschaap).

Paragraaf 2: Overige werkwoordsvormen
De infinitief (inf) is het hele werkwoord: oppassen, spelen.
Spel de gebiedende wijs (gw) als STAM: Pas maar op! Speel die bal nu eens!
Spel het onvoltooid deelwoord (od) als infinitief + d(e): oppassend(e), spelend(e).

Gebruik bij zwakke werkwoorden voor het voltooid deelwoord (vd) 't ex-fokschaap.
Als de letter voor de uitgang -en van het hele werkwoord een t,x,k,s,ch,p is, eindigt het voltooid deelwoord op-t; in andere gevallen op -d.
-oppassen: ik heb vanmiddag opgepast.
-spelen: waar wordt de wedstrijd gespeeld?
Van een onvoltooid deelwoord en voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord(bn) maken. Spel het bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk. Bijvoorbeeld:
De pas gewitte(bv) wanden, de geredde(bn) dieren. J.P. lijkt op die vergrote(bn) foto toch een flinke jongen.

Cursus Argumenteren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten