zondag 17 maart 2013

Biologie Periode 3

Genetica
Wat is de kans dat het kind van twee ouders...

Fenotype: Uiterlijk, wat je ziet.
Genotype: Erfelijke informatie.

Dominant overheerst (hoofdletter)
Recessief wordt overheerst (kleine letter)

De hormooncyclus van de vrouw (bij 7.9)
In de 28 dagen tussen twe opeenvolgende menstruaties vinden de volgende processen plaats in het lichaam van een vrouw:
1) Dag 1-14: in de ovaria (de eierstokken) rijpt één follikel. Een follikel is een blaasje dat bestaat uit follikelcellen en één eicel.








2) Dag 14: er vindt een ovulatie (eisprong) plaats. De follikel barst open en de eicel verlaat de eierstok en komt in de eileider terecht. In de eileider begint de eicel richting baarmoeder te reizen.
3) Dag 15-ca.22: de baarmoederwand wordt klaargemaakt voor de ontvangst en de innestelling van de eventuele bevruchte eicel. Het baarmoederslijmvlies wordt dikker en er worden kleine bloedvaatjes aangemaakt die voor de doorbloeding van dit baarmoederslijmvlies zorgen.
4) Ca. Dag 22-28: als er geen bevruchting is opgetreden, wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten en verlaat met een beetje bloed (uit de 'nieuwe' bloedvaatjes) het lichaam van de vrouw via de vagina (de menstruatie)

Deze processen worden geregeld door hormonen. Vier belangrijkste hormonen spelen hierbij een rol.
1) FSH (Follikel Stimulerend Hormoon)
2) LH (Lutheïserend Hormoon)
3) Oestrogeen
4) Progesteron

De maandelijkse hormooncyclus van een vrouw is te verdelen in vier periodes. Gedurende iedere periode worden de hormoonconcentraties in het bloed van de vrouw via verschillende reguleringsmechanismen op peil gehouden. De hormoonconcentraties gedurende de 28 dagen die één cyclus duurt staan in de grafiek die hieronder is afgebeeld.











Deel 1:
De hormonen FSH en LH worden door de hypofyse geproduceerd. Zij stimuleren de follikelcellen tot het maken van oestrogeen. Oestrogen heeft een negatieve terugkoppeling op de hypofyse en de hypothalamus (onderste afbeelding). Dit systeem is te vergelijken met de hormonale regulatie van het mannelijk geslachtshormoon testosteron. FSH heeft echter een tweede effect op de follikelcellen: het stimuleert deling van deze cellen. De follikel groeit en er wordt steeds meer oestrogeen geproduceerd.

Deel 2:
Als oestrogeen een bepaalde concentratie in het vloed heeft bereikt, gebeurt er iets raars: het effect van oestrogeen op de hypofyse verandert van negatieve terugkoppeling naar positieve terugkoppeling (onderste afbeelding). Dit heet een flip flop (ja, ik heb het niet bedacht).

Hierdoor stijgen de concentraties van FSH en LH enorm. Bovendien zorgt oestrogeen ervoor dat de follikelcellen meer FSH en LH-recptoren gaan maken. De cellen worden dus gevoeliger voor deze hormonen. De LH-piek die nu optreedt, zorgt ervoor dat de eisprong plaatsvindt op (ong.) dag 14.

Deel 3:
De follikelcellen die na de eisprong achterblijven in de eierstok heet het 'geel lichaam'. Dit geel lichaam gaat nu het hormoon progesteron produceren (en ook nog wat oestrogeen). Progesteron heeft een sterke remmende werking op de aanmaak van FSH en LH. De concentraties van deze hormonen dalen dus snel weer.

Deel 4:
De cellen van het geel lichaam verliezen na ongeveer anderhalve week het vermogen om progesteron te maken. De progesteron-concentratie daalt en het baarmoederslijmvlies wordt afgebroken. Het geel lichaam blijft achter als een 'lidteken' op de eierstok en wordt nu wit lichaam genoemd.


Als de eicel wordt bevrucht neemt deze de productie van progesteron over van het geel lichaam. De progesteron-concentratie in het bloed daalt dan dus niet en het baarmoederslijmvlies blijft intact: de vrouw wordt niet ongesteld.

Van eicel tot embryo (bij 7.7 en 7.8)
De Oögenese
Eicellen zijn in een soort van 'voor-stadium' al vanaf de geboorte van een vrouw in de ovaria aanwezig. Deze pre-eicellen of oögonia, zijn diploïde cellen (dus met 46 chromosomen, 23 paren) die zich door mitose vermeerderen. Daarna vindt er plasmagroei plaats. Nu heten deze cellen primaire oöcyten (ze zijn nog steeds diploïd). In de ovaria van een ongeboren meisje zijn ongeveer 500 van deze primaire oöcyten aanwezig. Deze cellen wachten nu af totdat het lichaam door middel van hormonen een seintje geeft om verder te rijpen.

Vanaf de puberteit ‘rijpt’ iedere maand één of meerdere van deze primaire oöcyten onder invloed van hormonen tot een secundaire oöcyt.  De primaire oöcyt ondergaat een meiotische deling. Tijdens meiose I wordt het aantal chromosomen gehalveerd (n=23). Slechts één van de twee ontstane cellen ontwikkelt zich tot een secundaire oöcyt. Deze cel krijgt alle organellen (mitochondriën, ER, enz.) van de oorspronkelijke primaire oöcyt. De andere ‘cel’ die bij deze deling ontstaat, bevat alleen de andere helft van de chromosomen en een beetje cytoplasma. Zo’n cel heet een poollichaampje.  Tijdens meiose II ontstaat uit de secundaire oöcyt een eicel en opnieuw een poolichaampje. De poollichaampjes worden door het lichaam zelf afgebroken en ‘opgeruimd’.

Dit hele proces (de oögenese, letterlijk oö=’ei ‘en genese= ‘wording’) staat schematisch getekend in tabel 86D van je BINAS. (en voor de liefhebbers: mitose & meiose staan in detail in BINAS tabel 75B)

Ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies
Als de eicel is vrijgekomen uit de follikel (de eisprong of ovulatie), begint het haar weg door de eileiders richting de baarmoeder. Het gele lichaam, dat is ontstaan na de ovulatie uit de in de ovaria achtergebleven follikelcellen, produceert progesteron dat de wand van de baarmoeder aanzet om zich klaar te maken voor de ontvangst van een eventuele bevruchte eicel (een zygote). Onder invloed van progesteron begint het baarmoederslijmvlies te groeien en wordt dikker. Daarnaast zorgt progesteron ervoor dat zich in dit baarmoederslijmvlies dunne bloedvaatjes vormen.

Het gele lichaam heeft echter een ‘beperkte houdbaarheidsdatum’: na een aantal dagen (10-12 dagen)stopt het met produceren van hormoon. Vanaf dat moment noemt men het een ‘wit lichaam’. De concentratie van progesteron in het bloed van de vrouw zal door de afwezigheid van progesteron-producerende cellen snel afnemen. Als de hormoonconcentratie onder een bepaalde grens komt, gaat het lichaam van de vrouw het verdikte baarmoederslijmvlies afstoten. De menstruatie begint.

De reis van de eicel
Als de eicel echter bevrucht wordt, is het belangrijk dat het baarmoederslijmvlies niet wordt afgebroken en klaar blijft om de zygote te ontvangen. De bevruchting moet snel na de ovulatie plaatsvinden. De vrijgekomen eicel kan, als zij niet bevrucht wordt, slechts ongeveer 24 uur overleven. Bevruchting vindt dus aan het begin van de eileider plaats, vlakbij de trechtervormige uiteinden. De zygote begint zich te delen en een deel van deze cellen begint progesteron te produceren. Op deze manier neemt de zygote dus de rol van het gele lichaam over. Al delend reist de bevruchte eicel in zo’n 4 tot 5 dagen door de eileider naar de baarmoeder. Deze weg staat in je boek op blz 187 afgebeeld en in je BINAS in tabel 86E.

Het blastula-stadium
Aangekomen in de baarmoeder heeft de zygote zich al meerdere malen gedeeld. Er is een klompje cellen ontstaan dat lijkt op een framboos (ja sorry, daar lijkt het nou eenmaal op...). Zo’n klompje cellen heet een blastula. De blastula is van binnen hol. Er zijn al drie typen cellen gedifferentieerd in een blastula (zie afbeeldingen hieronder):
 


1.       Voedingscellen: deze voeden de dooierzakcellen en de amnioncellen. Bovendien produceren zij progesteron. Ze zullen in een later stadium de buitenste vruchtvliezen, de navelstreng en een deel van de placenta gaan vormen.
2.       Amnioncellen: deze zullen straks de amnionholte gaan vormen. De amnioncellen zullen in een later stadium de binnenste vruchtvliezen worden en vruchtwater gaan produceren.
3.       Dooierzakcellen: deze cellen zullen de dooierzak gaan vormen.

Dit stadium wordt ook wel een trofoblast genoemd (trophos = voeden). Het eigenlijke embryo zal 
zich gaan ontwikkelen uit de cellen die op de grens tussen de dooierzakcellen en de amnioncellen 
liggen. Dit gebiedje, dat de vorm heeft van een plat schijfje, heet de embryonaalschijf.  
Als de trofoblast eenmaal in de baarmoeder is aangekomen, vallen de voedingscellen de cellen \
van het baarmoederslijmvlies aan. Ze breken deze af en gebruiken de vrijgekomen 
voedingsstoffen voor zichzelf. De trofoblast werkt zich op deze manier langzaam het 
baarmoederslijmvlies in, tot het er helemaal door omgeven is. Dit heet de innesteling.

Verdere ontwikkeling van het embryo


Bekijk de afbeelding hierboven (tekening 2). De amnioncellen vormen nu ook een holte. Er ontstaat dus een blaasje binnenin de blaas die 
gevormd wordt door de voedingscellen. De blaas die gevormd wordt door de amnioncellen heet 
de amnionholte. De blaas die door de voedingscellen wordt gevormd heet de chorionholte. Het 
embryo ontwikkelt zich binnenin de amnionholte.


















Bekijk de afbeelding hierboven (tekening 3). De voedingscellen gaan aan de buitenkant van de 
trofoblast vertakte uitstulpingen vormen: de hechtvlokken. In deze hechtvlokken gaan zich 
bloedvaatjes ontwikkelen die via de hechtsteel in contact staan met de bloedvaten van het 
embryo. Deze bloedvaten zijn dus van het embryo maar lopen in de hechtvlokken vlak langs de 
bloedvaten van de moeder die in het baarmoederslijmvlies lopen. Hier zal in een later stadium de 
uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen tussen moeder en kind plaats gaan vinden. Dit is 
de eerste aanleg van de placenta of de moederkoek (verreweg een van de meest onsmakelijke 
woorden uit de biologie). Het embryo ontwikkelt zich uit de cellen van de embryonaalschijf.

Zolang er nog geen uitwisseling van voedingsstoffen via de placenta plaats kan vinden tussen moeder 
en kind, is het embryo voor zijn voeding afhankelijk van de reservevoorraad uit de dooierzak. De 
dooierzak wordt in deze eerste periode dus langzaam opgebruikt en verdwijnt tenslotte helemaal.


Bekijk de afbeelding hierboven (tekening 4). In de periode daarna zal de amnionholte sterk groeien. 
Ze zal de chorionholte helemaal vullen en de wand van de amnionholte komt tegen de wand van de 
chorionholte aan te liggen (stel je voor dat je een plasticzak binnenin een andere plasticzak opblaast). 
Deze wanden worden de binnenste en de buitenste vruchtvliezen. Het binnenste vruchtvlies (vroegere 
amnioncellen) gaan het vruchtwater produceren en vullen de amnionholte daarmee. Dit beschermt het 
embryo tegen uitdroging en schokken. In de hechtvlokken en de hechtsteel (dit wordt de 
navelstreng) zijn de bloedvaten ondertussen verder ontwikkeld. Tussen de dunne bloedvaatjes in de 
hechtvlokken en de haarvaatjes van de moeder vindt uitwisseling van stoffen plaats. Zo neemt het 
embryo O2 op uit het bloed van de moeder en geeft CO2 af aan het bloed van de moeder. Ook 
voedingsstoffen komen nu op deze manier van de moeder bij het embryo terecht. Maar ook enkele 
schadelijke stoffen kunnen van het bloed van de moeder in het bloed van het embryo terecht komen. 
Denk maar aan heroïne (crackbaby’s) maar ook aan bepaalde virussen (bijvoorbeeld het HIV-virus 
en het rode hond virus).

In je boek op blz 188 en in het BINAS (tabel 86E) staan meer plaatjes van de hierboven beschreven 
ontwikkeling. Dit verhaal speelt zich af gedurende de eerste drie maanden na de bevruchting!








Geen opmerkingen:

Een reactie posten